Hoe men op de Indie-route reist

Hoe men op de Indië-route reist

Het vervoer van passagiers en goederen is bezig zich te ontwikkelen. Men verbeeldt zich zo vaak dat het vliegen naar Nederlands-Indië met gemiddeld per dag een afstand van 1.400 km, hetgeen overeenkomt met acht à negen uur in de lucht, buitengewoon vermoeiend is.

En toch is dit een geheel verkeerde voorstelling.


Hoe ziet zo’n nieuwste Indië-luchtvaarder van de KLM er uit? Een machtig vliegtuig met drie grote motoren van 420 pk, een ruime cockpit, glas aan alle kanten, een grote hoeveelheid instrumenten, maar dit alles kan de passagier minder schelen. Voor hem is de cabine van belang en iedereen, die deze cabine binnenstapt, is verbaasd.

Het is een flinke grote ruimte, waar de langste man zich overal zonder het hoofd te buigen, kan bewegen.

De cabine is ook ruim naar weerskanten en licht dankzij de vele vensters. Omdat de vleugel hoog ligt, is het uitzicht onbelemmerd en heeft men ook steeds schaduw in de cabine.

Zij is smaakvol betimmerd in harmonische kleuren en stoffen.


Er staan grote stoelen uit nikkel en rood leer, waarvan de leuningen achterover kunnen bewegen. De zitting kan worden uitgeschoven en men kan daardoor naar keuze rechtop zitten als in een makkelijke fauteuil, of languit liggen om te slapen.

Vóór deze stoel is een klaptafeltje met een ronde houder om een drinkbeker vast te zetten.


Elke passagier krijgt van de KLM twee keurige koffers. De grootste past precies onder de stoel, de kleinere staat met een riem tegen de achterzijde van zijn stoel vastgebonden.


Tegen de achterwand is een kabinet met wasgelegenheid en daarnaast, in een kast verborgen, het heerlijkste van de heerlijkheden, de proviandkamer.

Ieder mens die lange reizen maakt, weet hoe men zijn tijd gaat doorbrengen met kijken, lezen, slapen, eten en drinken. In die proviandkamer staan broodtrommels, die ‘s avonds in elk hotel van nieuwe inhoud worden voorzien.

Er is kaas en boter uit blik; er zijn blikjes, die opgewarmd kunnen worden, maar soms ook wel eens een paar koude kippen. Er zijn thermoskannen met warme en koude dranken, en kartonnen bekers.

De passagier heeft zijn biljet gekocht en stap in. Zijn plaats is hem toegewezen. Tegen zonsopgang, vaak nog in het duister, vertrekt hij. De twee piloten zitten, zolang in het donker gevlogen wordt, achter het stuur. De marconist zit links voor, de seinsleutel beweegt voortdurend op en neer, dan weer schakelt hij over op ‘ontvangst’ en zijn hand begint te schrijven. Hij staat in verbinding met de grondstations, krijgt weerberichten, krijgt peilingen, wordt op de hoogte gehouden van naderende zandstormen, verandering van weer, toestand van de vliegvelden voor de tussenlanding. Kortom, uit de lucht komen alle waardevolle inlichtingen, die voor een veilige navigatie nodig zijn, naar hem toe.

In de stoel achter hem ligt de werktuigkundige en slaapt. Hij geniet een welverdiende rust, want hij heeft de vorige avond het vliegtuig in orde moeten maken, deze morgen de motoren gestart, zijn aantekeningen gemaakt, en nu slaapt hij. De verwarming staat aan als het buiten koud is. Het wordt licht, de eerste piloot komt naar binnen en gaat op de stoel linksvoor zitten. Daar is zijn kaartentafel en de meetinstrumenten, zodat hij zijn koers kan uitzetten.

Zo nu en dan gaat bij de marconist een rood lampje aan, dan zien we hem de deur naar de cockpit openmaken en geeft de piloot hem een briefje, waar een opdracht in staat. Terstond zien wij de seinsleutel werken, wordt het antwoord opgeschreven en aan de piloot gegeven.

Na een paar uur vliegen komt er beweging in de werktuigkundige. Hij is namelijk tevens de steward. Dan gaat de geheimzinnige kast open, wordt de broodplank uitgeschoven, en krijgt iedereen een tweede ontbijt, ook de vlieger in de cockpit. Eén van de gezelligste ogenblikken van de reis.

Intussen davert men met 180km/uur door het luchtruim, schuiven woestijnen en oerwouden, bergketens en zeeën, steden en vissersvloten onder het vliegtuig door.

Tegen elf uur ‘s morgens gaan de motoren langzamer lopen, het vliegveld voor de tussenlanding is bereikt.

Weldra staat het toestel vlak naast de benzineput, de brandstof stroomt de tanks in en dan beginnen de motoren weer te brommen. Het is weer instappen, wederom een paar uur de lucht in, tot het op de eindbestemming van die vliegdag komt. De auto brengt de passagier onmiddellijk naar zijn hotel, waar het bonboekje wonderen doet. Want in plaats van zakken met vreemd geld, heeft de passagier van de KLM de beschikking over een bonboekje, dat overal langs de route recht geeft op logies en voeding. Hij hoeft slechts een bon met zijn naam te tekenen en het hotel verschaft hem het verlangde.

Maar het is nog vroeg op de dag en wie wil niet Athene, Caïro, Bagdad, Jodhpur, Calcutta zien? De reiziger kan dit alles doen. Hij heeft er tijd genoeg voor, het is een heerlijke afwisseling op de toch al zo afwisselende reis. Alleen moet hij ‘s avonds vroeg naar bed, want ‘s morgens vroeg ratelt de wekker, staat de auto klaar en wéér gaat het naar een ander land, misschien zelfs naar een ander werelddeel.


Share by: