De Fokker
F-10 /F-10A Super Trimotor model 10
Het Guggenheim Fonds wilde in de VS in1927 het luchttransport stimuleren. Daarom kondigde het aan een model luchtlijn te gaan steunen met grote lening op gunstige voorwaarden. Western Air Lines uit Los Angeles wilde hier graag voor in aanmerking komen. Daartoe zou ze een luchtlijn tussen Los Angeles en San Francisco openen. En hoewel de verkopen van de F.VII Trimotor maar beperkt waren zag Fokker toekomst voor een wat grotere versie van dit toestel. Die was dan voorzien van drie sterkere P&W Wasp motoren. Als vleugel werd de al bestaande ‘b’ toegepast. In de cabine was ruimte voor 12 passagiers. De combinatie WAE/Fokker bleek de beste papieren te hebben en werd uitgekozen om de lening te krijgen. De Atlantic Aircraft Corporation kreeg van WAE de opdracht voor drie toestellen. Daarmee was de F-10 Super Trimotor geboren.
Gassner ontwierp het type dat waarschijnlijk op 23 maart 1928 de eerste vlucht maakte. Bert Balchen vloog het in. Er werd een eerste serie van vijf toestellen gebouwd (msn 1000-1004) in Hasbrouck Heights. De luchtlijn van WAE werd een groot succes en spoedig werden er nog twee toestellen (msn 1005-1006) bij besteld. Fokker voorzag goede afzetmogelijkheden voor het type en liet voor de productie een nieuwe fabriek bouwen in Glen Dale, West Virginia, niet ver van Wheeling. Het iets verbeterde model dat daar gebouw werd kreeg een grotere in Amerika gebouwde vleugel. Het werd als F-10A aangeduid. Met een order van zes toestellen voor Pan American Airways en een vervolgorder van WAE werd de productie gestart. In oktober 1928 was het eerste toestel voor PAA gereed. Door de onervarenheid van het personeel mankeerde er echter zoveel aan dat PAA het niet wilde afnemen. Pas tegen het einde van het jaar was het kwaliteitsniveau van de productie voldoende. Ook Universal Air Lines (een voorloper van American Airways) bestelde een flink aantal toestellen.
De stabiliteit van het type was echter niet zo perfect als van de F.VII Trimotor. Daarvoor werden de horizontale staartvlakken vergroot en vanaf msn 1041 ook de neus wat verlengd. Ook werd lopende de productie een stuurbare staartski aangebracht en later een staartwiel. In de onstuimige groeiperiode tot eind oktober 1929 was de productie opgelopen tot één toestel per week. Maar als gevolg van de economische terugval stopte ook de vraag. De fabriek ging draaien op een laag pitje en Fokker bleef zitten met een onverkochte voorraad. De US Navy bestelde nog wel de laatste productiemachine (msn 1064) maar zag van de aankoop af toen stabiliteitsproblemen niet verholpen konden worden.
Op een flink aantal luchtlijnen in de VS vlogen de F-10A’s. Soms verbouwd met gescheiden postcompartimenten en minder passagiers. Een ongeluk dat van kust tot kust dagenlang de publiciteit bleef beheersen bracht daar verandering in. Op 31 maart 1931 brak in de vlucht een deel van de vleugel een F-10A van Transcontinental & Western Air af en stortte neer. Eén van de passagiers was de beroemde honkbalcoach Knute Rockne. Dit leidde ertoe dat een maand later voor het eerst een verbod voor het vervoer van passagiers voor een type werd afgekondigd. Binnen enkele weken daarna werd een programma overeengekomen voor vleugelinspecties en het toepassen van gebalanceerde ailerons. Na aanpassingen bleven de F-10A’s nog op beperkte schaal doorvliegen maar werden snel verdrongen nadat de DC-2 op de markt kwam.
Klik op de foto om de foto te vergroten











































